Vrijdag 4 april vond de jaarlijkse studiemiddag van de SVVT plaats met als thema ‘criminele vrouwen’. De middag begon in de cipierskamer van de Gevangenenpoort met een lezing van Manon van der Heijden over misdadige vrouwen in Holland tussen 1600 en 1800. Hoe komt het dat het percentage criminele vrouwen in de loop van de geschiedenis varieert en in de vroegmoderne tijd opvallend hoog lag? Van der Heijden doet hier – in samenwerking met onder anderen criminologen – onderzoek naar en presenteerde in haar lezing de eerste resultaten van dit project.
Van der Heijden heeft tot nu toe steden in Holland onderzocht. In al deze steden was het percentage vrouwen in de criminaliteit in de vroegmoderne periode hoog. In 30 tot wel 60% van de zaken die voor de rechtbank kwamen, was de gedaagde een vrouw. En het ging hierbij zeker niet alleen om typisch “vrouwelijke criminaliteit”, zoals prostitutie, kindermoord en hekserij. De vrouwen pleegden ook typisch “mannelijke delicten” zoals (fysiek) geweld en vermogensdelicten.
Volgens Dick Swaab zouden vrouwen niet agressief zijn, geen “agressiviteitsgen” in zich dragen; het onderzoek van Manon laat een heel ander beeld zien. Uit Rotterdam zijn er bijvoorbeeld zogenaamde ‘vechtboeken’ overgeleverd. Hierin werd geweld – het geweld met uitzondering van moord, want dat kwam voor de gewone rechtbank – in de stad geregistreerd. Veertig procent van het geweld werd door vrouwen begaan.
Tot nu toe heeft de onderzoeksgroep van Van der Heijden een aantal verklaringen gevonden voor het hoge percentage vrouwencriminaliteit in de vroegmoderne periode: familiebanden vielen weg, er was minder sociale controle, de urbansiatiegraad was hoog en de stad kende vele verlokkingen. In Hollandse steden is het aantal criminele vrouwen zeer hoog. Dit komt volgens Van der Heijden o.a. omdat het vaak zeemansgemeenschappen zijn (de man is lang op zee, de vrouw blijft achter en moet het alleen zien te rooien), er veel migranten naartoe trekken (geen steun van familieleden) en het rechtssysteem. Vrouwen in deze steden zijn vaak arm, hebben een eenvoudig beroep, zijn mobiel en zelfstandig, maar toch kwetsbaar.
Vrouwen zijn zeer actief in mannelijke misdaad, maar er zijn enkele misdrijven die alleen door vrouwen worden gepleegd. Een daarvan is kindermoord – een uitzonderlijk misdrijf aldus Van der Heijden. Dit is vaak een wanhoopsdaad. Als je zwanger werd, verloor je je baan. Veel dienstmeiden werden bezwangerd door hun baas of door een matroos. Vaak zijn het migrantenvrouwen die alleen naar de stad getrokken zijn en geen familienetwerk hebben. Het was in deze tijd strafbaar als je ongetrouwd seks had (“’vleselijke conversatie’ had gepleegd”) en dit was bij een vrouw uiteraard zichtbaar als ze zwanger werd. Vrouwen die ongetrouwd zwanger raakten, kregen een zeer oneervolle straf: ze werden bijvoorbeeld met een roede de stad uitgejaagd. Voedvrouwen moesten er van het stadsbestuur bij bevallingen zelfs op toezien dat de verwekker van het kind zich meldde. Omdat de stad bang was dat een allenstaande vrouw een financiële last zou worden: een beroep zou gaan doen op de armenzorg of het weeshuis (voor het kindje). “Als de vrouw de verwekker niet wilde noemen, moest de voedvrouw de hulp stoppen.”
Of het gewest Holland een uitzondering is wat betreft het criminele gedrag van vrouwen, gaat Manon de komende jaren verder onderzoeken. Ze gaat nog kijken naar steden buiten Holland: het Oosten van het land, maar ook naar buitenlanden, zoals Italië: hoe zit het daar met de criminele vrouwen? We kijken uit naar haar resultaten!
De tweede lezing werd gegeven door Lotte Fikkers. Lotte doet archiefonderzoek in Engeland en bekijkt (onder andere) rechtbankverslagen en gaat daarin op zoek naar ‘de stemmen van vrouwen’, uit zowel hoge als lage klassen. Ze stelt dat de verslaglegging (met bijbehorende vertelstrategieën) die tijdens strafprocessen gedaan wordt, model staat voor (latere) vertelstrategieën in autobiografieën en dagboeken. In veel vroegmoderne dagboeken en andere egodocumenten wordt namelijk ook een publiek aangesproken en veel dagboeken circuleerden onder vrienden of werden zelfs aan uitgevers aangeboden. Sommige vrouwen (en mannen) hielden een dagboek bij om bepaalde daden goed te praten. Egodocumenten werden dus (vaak) net als rechtbank-getuigenissen geschreven met een publiek voor ogen.
Lotte heeft zich tot nu toe vooral bezig gehouden met huwelijkszaken. De vertelstrategieën die zij ontdekt heeft, variëren van het manipuleren van getuigen tot het in een slecht daglicht stellen van de juridische opponent. Fikkers onderscheidt twee soorten huwelijkszaken en ziet daartussen opvallende verschillen in de manier waarop vrouwen zichzelf en hun zaak presenteren. In echtscheidingszaken gaan vrouwen vol in de aanval en houden ze zich niet in wat betreft het zwartmaken van hun juridische opponent. Dit was ook noodzakelijk, want alleen excessief geweld en/of vreemdgaan was een legitieme reden voor een scheiding. Zo klaagde Elizabeth Eggington haar man Francis aan met – samengevat – de volgende “vertelstrategie”: ik ben een simpele, zwakke vrouw en mijn man heeft mij ernstig bedreigd, mishandeld en misbruik van mij gemaakt. En ik denk dat hij vreemdgaat. Francis opponeert met de stelling dat krankzinnigheid in Elizabeths familie zit en dat zij het ook is. (Het vonnis van de rechter is niet overgeleverd, dus wie er gelijk kreeg, zullen we helaas nooit weten.)
Bij zaken waarin de totstandkoming van een huwelijk betwist dan wel verdedigd wordt, gaat het er heel anders aan toe. Daar is de vrouw juist altijd de redelijkheid zelve en zegt zij niks lelijks over haar opponent. Het was niet gepast zichzelf complimentjes – “ik ben heel erg deugdzaam en redelijk!”- te geven, dus dit deden vrouwen via getuigen. Ze spraken zelf geen kwaad woord over hun opponent (logisch, want als het huwelijk zou afketsen, moest ze op zoek naar een andere huwelijkskandidaat en niemand wil een vrouw die bereid en in staat is haar man door het slijk te halen), ook dit lieten ze door getuigen doen. Zo is er de zaak tussen Margaret Moore-Perrie versus Richard Warren. Margaret vindt dat er een huwelijk heeft plaatsgevonden (Richard heeft haar in een herberg huwelijksbeloften gedaan), Richard ontkent. Margaret heeft drie getuigen opgeroepen. Zij vraagt de getuigen niet direct te liegen, maar manipuleert ze met vragen als “Oh, ga je dan niet zeggen dat….?”
Dergelijke strategieën – vol in de aanval of deugdzaam in de verdediging – zien we ook in autobiografieën, aldus Lotte. In het geval van echtscheiding houden vrouwen het zo lang mogelijk vol (waarmee ze ook laten zien: ik ben dapper en geef niet zomaar op) en als het echt echt echt niet meer gaat, beginnen ze een proces waarin ze uitgebreid verhalen over hun leed. Vrouwen kunnen gebeurtenissen uit hun verhaal weglaten en/of aandikken en mensen wel of niet als getuige vragen. Wat vrouwen vertellen, hoe ze het vertellen en wat ze níet vertellen – kortom: hoe presenteren ze zich? Hoe vertellen ze (een episode uit) hun leven? – zal Lotte de komende jaren verder bestuderen. We kijken uit naar haar proefschrift!
Na deze twee inspirerende lezingen kregen de SVVT-leden een rondleiding door de Gevangenenpoort. We liepen door de smalle, tochtige gangen, langs de donkere cellen en stonden stil bij de martelwerktuigen die gebruikt werden om de vroegmoderne verdachten tot een bekentenis te dwingen.
Het was een zeer aangename middag, al waren we stiekem een klein beetje opgelucht dat wij de Gevangenenpoort – in tegenstelling tot Kaat Mossel en vele anderen – wél mochten verlaten, de deur om 17u in het slot viel en wij aan de goede kant van de poort stonden. De kant waarvandaan we een volgende studiemiddag kunnen gaan organiseren!